PROF DR JAN HENDRIK VAN DEN BERG
De psychiater
J.H. van den Berg, die met zijn onorthodoxe visie op de cultuurgeschiedenis
vermaardheid heeft verworven, behoort in het nederlandse taalgebied tot de
weinige geleerden die een omvangrijk en indrukwekkend oeuvre hebben geschreven
dat een ruime lezerskring heeft kunnen aanspreken. Het loont de moeite kennis te
maken met de achtergrond van deze schrijver. Jan Hendrik wordt op 11 juni 1914
in Deventer geboren. Na het behalen van zijn HBS-B diploma, behaalde hij de
hoofdakte voor onderwijzer en de akte voor wiskunde voor het middelbaar
onderwijs. Gefascineerd door de anatomie ging Van den Berg geneeskunde studeren
aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Door het geven van privé-lessen kon hij
deze studie financieren. In mei 1942 trad Van den Berg in het huwelijk met
Louise Johanna van Everdingen. Zij kregen 4 kinderen, twee meisjes en twee
jongens. Het artsexamen werd afgelegd in 1943, waarna Van den Berg zich
specialiseerde in de psychiatrie en neurologie. In 1946 promoveerde hij bij zijn
leermeester prof. Rümke op 'De beteekenis van de phaenomenologische of
existentiele anthropologie in de psychiatrie'. Hierna vertrok Van den Berg met
zijn gezin voor de duur van een studiejaar naar Frankrijk, waar hij zijn kennis
betreffende de psychologie en psychopathologie trachtte te vergroten door
studieverblijven te Parijs aan de Sorbonne, Charenton en Ste Anne. Vervolgens
ging hij nog voor drie maanden naar Zwitserland voor stages te Lausanne, Bern, Münsterlingen
en Kreuzlingen. Tijdens deze ‘Bildungsreise’ heeft Van den Berg zich nader
verdiept in de fenomenologie van Heidegger, Sartre en Merleau-Ponty. Met de
Franse filosoof-wiskundige, tevens chemist en natuurkundige, Gaston Bachelard
heeft Van den Berg diepgaande gesprekken gevoerd. Bachelard maakte zijn jonge
collega erop attent dat de dingen meer dan één realiteit hebben, zelfs een poëtische
dimensie vertonen als men daar oog voor heeft. Van den Berg maakte Bachelard
duidelijk dat dit ‘er oog voor hebben’ een methode verondersteld, die in de
fenomenologie wordt beoefend, en zo is Bachelard, naar eigen zeggen, tot de
fenomenologie bekeerd.
Teruggekeerd in Nederland, wordt Van den Berg in 1947 chef de clinique aan de psychiatrische universiteitskliniek te Utrecht. Andere academische benoemingen lieten niet lang op zich wachten. In 1948 wordt hij lector psychopathologie in Utrecht en later in Amsterdam; in 1951 hoogleraar in de pastorale psychologie aan de theologische faculteit in Utrecht en in 1954 wordt hij benoemd als hoogleraar in de fenomenologische methode en conflictpsychologie te Leiden. De weg is nu vrij voor het metabletisch onderzoek waarvan de neerslag in een reeks lijvige boeken is gepubliceerd. In 1979 ging prof Van den Berg met emeritaat. Naast zijn wetenschappelijke bezigheden heeft Van den Berg ook steeds gepraktiseerd als psychotherapeut. Zijn vrouw overleed in 1980. In december 1987 huwde Van den Berg opnieuw met mevrouw Aleid de Gier.