METABLETICA EN FENOMENOLOGIE

De metabletica is fenomenologisch in haar methode en dus niet gericht op het onder een andere naam binnenlaten van een middeleeuwse metafysica. Er wordt geen hegeliaanse tijdgeest geponeerd waar allerlei te onderzoeken gebeurtenissen in moeten passen, maar de fenomenen worden onderzocht. De fenomenologie wil de zintuiglijk gegeven zaken in het spontane bewustzijn vatten opdat ze concreet worden. Tot de fenomenen die men onderzoekt behoren feiten en gebeurtenissen als ervaringsgegevens, vooraleer ze in een bepaalde wetenschappelijke theorie zijn gethematiseerd. De fenomenologie levert aldus een beschrijving van datgene waar het bewustzijn op betrokken is. Vanwege de betekenis van het bewustzijn voor de fenomenologie, kan eenzelfde ding, gebeurtenis of feit toch anders zijn, omdat men er inderdaad anders tegenaan kijkt. In de metabletica wordt nu het fenomeen van het veranderen zelf object van onderzoek, zeker als men zich de vraag stelt “waarom veranderen de dingen?” of “waarom veranderen onze wijzen van kijken?” Dit laatste is in het oeuvre van prof. J.H. van den Berg, de grondlegger van de metabletica, van bijzonder belang: het is niet zo dat de dingen alleen maar anders zijn omdat verschillende personen op verschillende ogenblikken een verschillende aandacht voor een orchidee hebben. Ook tijdsperiodes doen de dingen veranderen en bepalen het perspectief van de waarnemingen, met als gevolg dat de mensen zich anders in de wereld gaan oriënteren. Volgens prof. J. De Visscher in ‘Kunst en Wetenschap’ raken we hier aan het kernpunt van de oorspronkelijke intuďties van Van den Berg: de historiciteit van de veranderingen moet niet alleen in haar eenvoudige chronologie worden bestudeerd, maar ook situationeel in haar synchronie, in haar gelijktijdigheid.

 

De historisch fenomenologische vraag luidt dan: welke fenomenen in een bepaalde tijdsperiode behoren tot de zaak zelf van de verandering? De mens is in en van de wereld die de samenhang van de dingen uitmaakt; daardoor leeft hij, is hij steeds buiten zichzelf, intentioneel betrokken op wat hem omringt. Deze intentionaliteit of betrokkenheid is de existentie van zijn bewustzijn eigen, het is zich steeds van iets bewust. Dit buiten openbaart de aard en de eigenschappen van de enkeling, van een groep, van een volk, en van de geschiedenis van een volk.  Deze historische fenomenologie heeft Van den Berg metabletica genoemd, en hierbij heeft hij vooral oog voor de samenhangen, zoals in zijninterpretaties van architectonische gebeurtenissen. Zo stelt hij vast dat in het jaar 1000 plotseling een nieuwe bouwstijl, de romaanse, ontstaat en dat het doel van de romaanse kerk was de indruk van hoogte geven. Zijn vragen luiden dan: vanwaar deze ambitie hoogte te tonen? Wat bewoog de Europeaan anno 1000 hoogte te willen zien in zijn kerk? Welke zijn de historische samenhangen en welke nieuwe levensinzichten zijn er ontstaan? In verband met het horizontalisme in de architectuur vanaf het midden van de vorige eeuw stelt Van den Berg zich analoge vragen en in zijn pogingen om antwoorden te vinden, botst hij op de onthutsende vermoedens dat het horizontalisme zeker geen zelfstandige esthetische stijlvorm is, maar samenhangt met de toenemende gelijkschakeling in de maatschappelijke verhoudingen en de gelijkheidsideologie in de opvattingen over autoriteit en opvoeding. In de metabletische benadering van de geschiedenis van het Avondland komen de belangrijkste verhoudingen die onze existentie bepalen en kleuren aan bod. Verhoudingen tussen mens en natuur, mens en God, man en vrouw, jong en oud, leven en dood, enkeling en gemeenschap, talentrijk en minder begaafd, gezond en ziek, geďntegreerd en niet-geďntegreerd, verleden en toekomst.